DDx artikel – Het huisdier in quarantaine

 

Het huisdier in quarantaine

Daniek ten Hoeve

In de tijd van alles anders en heel veel thuis is het niet voor iedereen even makkelijk: ouders komen erachter dat hun kroost helemaal niet zo geweldig en begaafd is, pubers moeten het ineens doen zonder het tijdverdrijf van energy drinken en frikadelbroodjes eten in het park met hun vrienden, en het leven van studenten stelt ineens niet meer zoveel voor zonder borrels en een biercantus op zijn tijd. Helaas wordt de echte slachtoffergroep in deze situatie volledig over het hoofd gezien: het huisdier. Deze week doet Tijger (8) uit Waddinxveen zijn verhaal.

“Mijn leven liep eigenlijk prima op rolletjes. Een paar jaar geleden werd ik uit het asiel meegenomen door een jong stel. Ik was eerst nog wat achterdochtig en had eigenlijk helemaal geen zin in een hele verhuizing. Echter bleek het allemaal wel best te zijn; het stel woonde in een redelijk huis en gingen allebei elke dag netjes de deur uit waardoor ik lekker mijn eigen gang kon gaan. Ik was prima in mijn nopjes. De eerste tegenslag kwam toen mijn mensen ’s ochtends met zijn tweeën weggingen en ’s avonds ineens thuis kwamen met een of ander klein mormel. Geen idee waar die ineens vandaan kwam. Het boeit me eigenlijk niet zoveel wat mijn mensen doen, zolang ik maar mijn eten krijg en geaaid word. Maar goed, dat kleine mormel dus. Ik had er niet zoveel mee. Het ding krijste alleen maar en werd met de dag groter. Ook waren mijn mensen ineens veel vaker thuis. Het mormel had op een of andere manier de indruk gekregen dat ie met me kon spelen wanneer ie maar wilde, alsof ik een hond was. Gádverdamme. Afijn, er kwam godzijdank een dag dat ze alle drie weer elke dag de deur uitgingen. Ik had mijn plek weer voor mezelf alleen. Alles was weer goed. Totdat De Dag kwam.

Het begon allemaal normaal. Iedereen vertrok op normale tijd, en mijn dagschema kon beginnen: aan de krabpaal krabben, slapen, mijn eigen kont schoonlikken, eten, slapen, de kat van de buren wegjagen, slapen, een drol leggen in de mooie, dure planten van mijn mensen (die hebben ze speciaal voor mijn behoeften daar neergezet), slapen, en dan alles weer opnieuw. Je kunt je voorstellen dat ik na zo’n drukke dag uitgeput ben en vreselijk de behoefte heb aan wat rust. Helaas gaat mijn leven niet over rozen: mijn mensen kwamen aan het einde van de dag weer terug. Prima, dacht ik, die gaan morgen toch weer weg. Maar toen De Dag aanbrak, voelde ik dat er wat anders was. Ik wachtte met smart tot mijn mensen eindelijk eens weg zouden gaan, maar het gebeurde niet. Ze bleven thúis. Mijn nachtmerrie was uitgekomen. Het mormel rende constant achter me aan, mijn mensen bleven maar geluid maken en ik kon niet eens rustig in mijn eigen stoel liggen. Het kon niet gekker worden. Ik tolereerde het, ze zouden vast morgen wel weer weggaan. Maar ze gingen niet weg. De Dag is nu al zes weken geleden. Mijn leven is totaal veranderd. Ik kom mijn dag nog een beetje door met klaaglijk mauwen en mijn behoeften overal behalve in de kattenbak te doen. Tja, ik moet toch iets.

Het enige wat ik nu kan doen is wachten tot alles voorbij is. Ik troost me met de gedachte dat ik niet de enige ben in deze situatie. Het is natuurlijk een verschrikkelijke tijd voor de kat, maar ik denk maar: als ik de switch naar dieetvoer kan overleven, moet ik me hier ook doorheen kunnen slaan.”